Interview 02
De geïnterviewde is op 21 januari 1922 geboren in een boerengezin in Buinen....
De geïnterviewde werd geboren in een calvinistisch burgergezin in Hillegersberg. Zij ging naar de eerste Montessorischool in Nederland. Na het voortgezet onderwijs studeerde ze voor lerares huishoudkunde in Rotterdam. Na haar afstuderen kon ze door de oorlog nergens aan de slag. Daarom besloot ze diëtiek te gaan studeren in Den Haag.
In 1945 is de geïnterviewde één van de eerste afgestudeerde diëtisten in Nederland en ze werd vrijwel direct als diëtiste in het Bergweg Ziekenhuis te Rotterdam geplaatst. Ze heeft het echter niet naar haar zin en ze besluit een advertentie te plaatsen in een medisch blad. Deze advertentie werd gelezen door dokter Den H., die van de overheid opdracht had gekregen iemand met verstand van voeding aan te stellen in één van de kampen van het Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging (DGBR). De geïnterviewde is de enige sollicitant en werd uitgenodigd naar kamp Westerbork te komen. Ze weet op dat moment niets van de interneringskampen. Na een gesprek met commandant B. werd ze aangesteld en kreeg ze de opdracht de voeding voor vijfhonderd ziekenhuispatiënten te regelen. Ze kreeg een slaapplek in het casino van het kamp aangeboden, maar de Duitse Jood D., chef van de kampkeuken, raadde haar dit af. Ze kon bij zijn gezin intrekken. De keuken van het ziekenhuis bevond zich in barak 101, naast de operatiekamer. Pas in het kamp hoorde de geïnterviewde wat er zich tijdens de oorlog in Westerbork heeft afgespeeld. Ze heeft met veel mensen te maken en werd daardoor voor velen een soort vertrouwenspersoon. In het ziekenhuis bleken veel patienten niet daadwerkelijk ziek zijn. De geïnterviewde verbaasde zich over de vindingrijkheid van sommige gevangenen om bepaalde zaken gedaan te krijgen. Ze merkte dat de hoger opgeleiden slechter met de omstandigheden om konden gaan dan het arbeiders en boerenvolk. De geïnterviewde stoorde zich aan de lage moraal van de merendeel van het kamppersoneel, de rechteloosheid en de erbarmelijke omstandigheden in het kamp. Kritiek werd haar niet in dank afgenomen. Na twee jaar besloot ze ontslag te nemen.
Na thuiskomst kan ze er niet over praten, want niemand begreep waar ze het over had. Een paar jaar later kreeg ze last van haar ervaringen. Er speelden vragen door haar hoofd of ze het wel goed heeft gedaan. Uiteindelijk zocht ze hulp om te kunnen praten.
De geïnterviewde zegt tot de conclusie te zijn gekomen dat concentratiekampen oprichten het slechtste is wat een overheid kan doen. De overheid had zich volgens haar bij de berechting van foute Nederlanders minder moeten laten leiden door de woedende kreten van het volk. Er was gebrek aan fatsoen en rechtvaardigheid. De geïnterviewde gelooft nog steeds in de oprechtheid en naïviteit van mensen.
De geïnterviewde leerde haar man kennen als ze een administrateur nodig heeft en een majoor, een geïnterneerde, haar werd aanbevolen. Ze nam hem in dienst. De majoor is in de oorlogsjaren één van de hoogste politieofficieren in Nederland geweest. Na de opheffing van het interneringskamp scheidden hun wegen, maar later trof ze hem weer. Uiteindelijk trouwden ze met elkaar. De periode dat ze samen werkten in kamp Westerbork en het leven in het kamp is een onbesproken onderwerp. De geïnterviewde probeerde hem naar professor Bastiaans te sturen, maar dat wilde hij niet. Desondanks zegt ze dat het tussen haar en haar man heel goed is afgelopen.