Interview 01
De geïnterviewde werd geboren in een calvinistisch burgergezin in Hillegersberg...
De geïnterviewde werd geboren in een klein boerengezin met twee kinderen. Zijn grootvader werd in de jaren ’20 lid van de SDAP en had een sterke sociale inslag. De crisis, de berichten uit Duitsland en de verhalen van Mussert, overtuigden zijn grootvader, dat een betere toekomst alleen bereikbaar was met de NSB. De vader van de geïnterviewde ging rond 1930 naar Amerika om te kijken of daar een beter bestaan op te bouwen was. Hij keerde terug naar Nederland met Amerikaanse papieren en een ‘Return Permit’. In 1941 spoorde de grootvader zijn zoon aan zich aan te sluiten bij de NSB, omdat er volgens hem een groot risico was, dat hij opgepakt zou worden met zijn Amerikaanse papieren. De vader besloot ook lid te worden. De moeder van de geïnterviewde moet niks van de NSB hebben, maar met de angst dat haar man opgepakt of gearresteerd zou kunnen worden, liet ze hem zijn gang gaan. Na een jaar hield vader het echter voor gezien. Van de oorlog en de andere toestanden die op dat moment gaande waren, moet hij niets hebben. Hij vroeg grootvader hem uit te schrijven, maar deze heeft dat nooit gedaan. De geïnterviewde kan zich niet herinneren dat hij er in de oorlog mee geconfronteerd werd een kind van een NSB’er te zijn. Veel mensen bleken niet eens te weten dat zijn vader lid van de partij was. Hij vertelt dat hij in de oorlogsjaren ontdekte dat er een onderduiker in het hooivak van de schuur schuilde, maar dat hij er niet over mocht praten. Wie er ondergedoken heeft gezeten is hen onbekend.
Als hij na de bevrijding op een dag uit school komt, blijkt dat zijn vader is opgepakt en in provisorisch kamp achter de oude zuivelfabriek in Roden is opgesloten. Hij bezocht zijn vader één keer. Het huis van de familie werd tot rijkseigendom verklaard. Vader werd ondertussen van Roden naar Westerbork gebracht. Volgens de geïnterviewde waren er goede mensen bij de BS, maar waren er ook zogenaamde ‘fanaten’ die de boel verziekten. Zo werd zijn grootvader, die in Nuis gevangen zat, door een BS’er doodgeslagen. De man die verantwoordelijk is voor de dood van zijn grootvader, werd hier nooit voor vervolgd. De moeder van de geïnterviewde ging af en toe met haar zus op bezoek in Westerbork. De kinderen gingen nooit mee. De geïnterviewde dacht dat ze zich schaamde voor het feit dat haar man gevangen zat in een interneringskamp. Tijdens zijn gevangenschap probeerde familie, buren en andere kennissen te bewijzen dat vader niets fout heeft gedaan. Uiteindelijk erkenden de autoriteiten in 1946 dat vader onschuldig was. Hij werd vrijgelaten. Wel kreeg hij een boete opgelegd. Deze werd later weer kwijtgescholden. Er kwam zelfs een schadevergoeding. Thuis wordt er nadien heel weinig over de oorlogsjaren gepraat.