Interview 01
De geïnterviewde werd geboren in een calvinistisch burgergezin in Hillegersberg...
De geïnterviewde werd op 13 november 1925 geboren in Sint Annaland. Ze groeide op als oudste in een gezin van vier kinderen; twee jongens en twee meisjes. Haar vader was elektricien. Daarnaast was hij fotograaf, drukker en handelde hij in radio’s. De geïnterviewde is veertien als de oorlog uitbreekt. Haar vader was sinds 1934 lid van de NSB; moeder was in eerste instantie kwaad hierover, maar werd later zelf ook lid. De geïnterviewde kreeg de leiding over de meisjes bij de Jeugdstorm in het dorp. Op school heeft ze nooit last van de keuze van haar ouders gehad, op straat daarentegen werd ze regelmatig uitgescholden. Thuis werd er nauwelijks over politiek gepraat. Tijdens Dolle Dinsdag vertrok het gezin, met uitzondering vader, met de trein naar Duitsland. Ze wilden naar Lünenburger Heide gaan, maar zaten per ongeluk in de verkeerde trein. Ze stapten uit om terug naar Hannover te gaan. Ze werden echter aangezien voor vluchtelingen uit Aken en konden daardoor de hele winter in de buurt van Hannover bij gastgezinnen blijven. Aan het einde van de oorlog besloot het gezin terug naar Nederland te gaan. Ze kwamen in Assen terecht. Ze werden hier gearresteerd en naar het interneringskamp Westerbork gebracht. Bij aankomst in kamp Westerbork werd de geïnterviewde samen met zeven of acht meisjes apart gezet. Omdat het allemaal dochters van burgemeesters waren, moesten ze rondjes lopen. Ze werden met stokken geslagen. De beginperiode in het kamp is zwaar; het eten is zeer slecht en er werd alsmaar geslagen. Later werden de omstandigheden beter. Overdag moest de geïnterviewde de barak van bewakers schoonmaken.
Haar vierjarige zusje kwam terecht in het kinderkamp en begon van ellende weer in bed te plassen, waarna ze ook weer klappen kreeg. De geïnterviewde vond de bewaking verschrikkelijk gemeen. Ze vertelt dat de Joodse bewaking minder erg was dan de niet-Joodse bewaking. Een half jaar later, in november 1945, werd ze overgebracht naar Zeeland. Ze kwam in een vrouwenkamp in Ellewoutsdijk en later in de Groede terecht. De omstandigheden waren beter in vergelijking met Westerbork. Ze werd voorgeleid voor een tribunaal in Zierikszee en werd vrijgelaten. Ze ging bij haar grootouders in Gouda wonen. Later werd ze met haar moeder, broers en zusje in Oudewater herenigd. Haar vader zat toen nog vast. De familie moest een nieuw bestaan opbouwen. Alles was hen afgenomen. De geïnterviewde kreeg een baan als typiste voor een krant van een jongerenvereniging. Later kreeg ze een kantoorbaan. Op haar werkplekken weten de collega’s van haar oorlogsverleden af. Een aantal jaren later trouwde ze met een oud SS’er die in de oorlogsjaren aan het Oostfront heeft gevochten. Zij en haar echtgenoot praten nauwelijks over hun oorlogsverleden. Ook de kinderen werden hier vele jaren van buitengesloten.