Interview 01
De geïnterviewde werd geboren in een calvinistisch burgergezin in Hillegersberg...
De geïnterviewde werd in 1926 geboren. Ze is de oudste in een gezin van drie kinderen. Vader kocht in 1925 een kruidenierszaak in Den Haag in het Statenkwartier. De zaak liep uitstekend. De overschotten werden elk jaar op een rekening bij de Twentsche Bank gedeponeerd. Tijdens de crisisjaren kwam dit geld goed van pas. Vader ergerde zich aan het feit dat de hardwerkende middenstand door de crisis werd gedupeerd. Hij besloot lid te worden van de NSB. Thuis werd er verder niet gesproken over politieke zaken en de ouders van de geïnterviewde wilden niet dat hun kinderen zich bij de Jeugdstorm aansloten. Op een gegeven moment moest het gezin het huis verlaten in verband met de aanleg van de Atlantikwall. Ze kregen een huis toegewezen, maar de kruidenierszaak raakten ze kwijt. Vader ging naar de Centrale Onderlinge en kreeg een baan als burgemeester in Roden aangeboden. Het gezin vertrok naar Drenthe. De zestienjarige broer van de geïnterviewde, wilde zich bij de SS melden. Hij kwam thuis met de papieren, die door vader werden verscheurd. Twee maanden later verliet de zoon het huis om zich alsnog aan te melden. In de laatste oorlogswinter deserteerde hij en klopte uitgemergeld en uitgehongerd, bij zijn ouders aan. Hij is veranderd. Een feit dat een grote impact heeft op het gezin. De geïnterviewde vertelde dat de NSB’ers in Roden een hekel aan haar vader hadden, omdat hij niet fanatiek genoeg was. Hij moest niets van uniformen hebben en waarschuwde de omgeving als er vorderingen dreigden aan te komen. De geïnterviewde ging in Groningen werken voor Duitse soldaten. Ze regelde de verzorging en de vrijetijdsbesteding. Ze werkte daar tot Dolle Dinsdag, daarna bleef ze thuis. Haar dochter vertelde tijdens het interview echter dat de geïnterviewde van ’44 tot ’45 in Hoogeveen als secretaresse werkt bij een Hauptführer. De geïnterviewde zegt verschrikkelijk blij te zijn met de komst van de Canadezen, omdat vader net een oproep heeft gekregen van de Gestapo om zich de volgende ochtend te melden bij het Scholtenshuis in Groningen. De geïnterviewde werd als één van de eersten opgepakt en moest samen met andere NSB’ers en van collaboratie verdachte personen gaan werken op een boerderij tussen Roden en Norg. Ze werd vriendelijk ontvangen door de boerin en deze stelde haar voor aan haar man, die Dachau had overleefd en uitgemergeld op bed lag. Pas vanaf dat moment ging de geïnterviewde zich afvragen wat er zich in de oorlog precies heeft afgespeeld. Niet lang daarna werd zij naar interneringskamp Westerbork gebracht. Van het barakleven heeft zij weinig meegekregen. Ze werkte dagelijks van acht uur ’s ochtends tot 5 uur ’s avonds op het kantoor. De geïnterviewde zag haar periode in het kamp niet als een zware tijd. Ze heeft weinig nare dingen meegemaakt en zegt veel plezier gehad te hebben met andere jongeren. Na vrijlating kreeg het gezin een woning tussen Nietap en Roden toegewezen. Ze woonden hier totdat ze weer naar Den Haag mochten. De geïnterviewde gaat weer solliciteren naar een baan en is, wanneer dat nodig is, open over haar oorlogsverleden.
Jaren later loopt de geïnterviewde echter tegen een schuldgevoel aan. Ze neemt het zichzelf kwalijk, terwijl ze zelf eigenlijk nooit iemand kwaad gedaan heeft. Ze loopt vast en komt uiteindelijk bij een psychologe terecht die haar helpt de dingen te relativeren en haar zegt dat ze destijds toch vooral een product van de omstandigheden is geweest.