Soldatenkinderen, interview 01 (Deel 2), Oorlogsliefdekind
De geinterviewde is kind van een Nederlandse militair en een Indonesische moeder...
De geinterviewde is kind van een Nederlandse militair en een Indonesische moeder, verwekt na de koloniale oorlog 1946-1949 in Indonesië. De geinterviewde is geboren in Semarang, Java.
De moeder werkt in de kazerne in de keuken en als wasvrouw. De vader van de geinterviewde gelegerd in de buurt van Semarang als Nederlandse militair. Als de moeder na een jaar in verwachting raakt, vertrekt zij uit schaamte voor haar omgeving naar Djakarta om de zwangerschap te volbrengen en te bevallen. Na de bevalling keert zij terug naar Semarang. Maar dan is de vader al vertrokken, met onbekende bestemming, zonder zijn kind te zien. Zijn moeder krijgt bij de kazerne wel naam en adres van haar geliefde in Nederland. De moeder gaat weer in de kazerne werken, een oudere vrouw in de kampong zorgt overdag voor har kind. De geinterviewde heeft geen geboorteakte en geen officieel geregistreerde naamgeving.
De moeder brengt haar kind naar het weeshuis van de Franciscanen als haar kind rond twee jaar oud is. De geinterviewde denkt dat zijn moeder hem daarheen heeft gebracht voor zijn eigen veiligheid en om hem een goede toekomst te geven. Het is voor Nederlandse nakomelingen een moeilijke tijd in Indonesie. Als de geinterviewde zijn moeder later in de kampong bezoekt, 1 x per maand, wordt hij vaak uitgescholden voor Londo en Buleh.
De geinterviewde kijkt niet terug op zijn jeugd bij de Franciscaner broeders als slecht, maar wel als eenzaam. Hij kreeg onderdak, kleding, opvoeding en scholing. Hij wil niet ondankbaar lijken, omdat hij daar veel aan te danken heeft.
In december 1965 vertrekt de geinterviewde met zijn jongere halfbroertje X (ook verwekt door een Nederlander en opgegroeid in het weeshuis) en zijn boezemvriend X (eveneens weeshuiskind) naar Nederland samen met de broeders Franciscanen, die Indonesië definitief verlaten. De geinterviewde mag kort afscheid nemen van zijn moeder, de dag voor zijn vertrek. De hele tijd dat zij bij elkaar zijn, huilt ze. En zij overhandigt hem een foto van zijn vader als jonge militair, en zijn naam ‘X’ en voormalige adres in X in X.
Ze worden een aantal maanden ondergebracht in een opvangpension en vervolgens in een kindertehuis. Van daaruit worden pleeggezinnen voor gezocht. De geinterviewde ziet jarenlang zijn moeder niet terug. Hij weet weinig van haar, en al helemaal niets over zijn vader. Zijn Indische pleegmoeder gaat op zoek naar zijn vader. Uiteindelijk achterhaalt zij vader X en schrijft hem een brief. Maar deze ontkent het vaderschap en beweert dat een vriend van hem de vader is. De zus van zijn vader neemt het voor de geinterviewde op en stelt voor om een onderzoek te doen, maar X zelf wil daar niets van weten. Hij wil geen contact. De geinterviewde is zo gekwetst, dat hij nooit meer toenadering heeft gezocht. Uiteindelijk krijgt de geinterviewde, jaren later, wel weer contact met zijn moeder in Indonesië. Er zijn veel dingen uit zijn verleden waar zij niet over kan praten. De geinterviewde blijft af en toe het onderwerp aansnijden, maar zij laat maar zeer summier informatie los. Maar de geinterviewde is blij dat hij toch weer familie heeft. Een paar jaar geleden is zijn moeder overleden. Met zijn Indonesische halfbroers blijft hij het contact onderhouden.