menu

Krijgsverrichtingen

Toen Nederland op 28 augustus 1939 mobiliseerde, liet de staat waarin de krijgsmacht verkeerde veel te wensen over. De artillerie was verouderd, er waren onvoldoende tanks, er was te weinig luchtafweergeschut en de soldaten waren niet goed getraind. Ten slotte was de nadruk in de verdedigingsplannen pas in een laat stadium verschoven van de IJssel naar de Grebbelinie.

De eerste periode van de mobilisatie moest dan ook besteed worden aan het bouwen van stellingen en het oefenen van de troepen. Op 10 mei trokken Duitse troepen de Nederlandse grens over met het doel Nederland te bezetten om te voorkomen dat het een uitvalsbasis zou worden voor de geallieerden. Ook al slaagde het Nederlandse leger erin sommige bruggen op tijd te vernietigen, de meeste vielen onbeschadigd in handen van de Wehrmacht. Ook wisten de Duitsers de Nederlandse luchtmacht volledig uit te schakelen.
De Duitsers waren van plan door middel van luchtlandingen rond Den Haag de koningin en ministers gevangen nemen, maar dit deel van het plan mislukte en Wilhelmina en de regering konden naar Londen vluchten. Ondertussen trokken de Nederlandse troepen zich terug achter de Grebbelinie, maar de verdedigingswerken daar waren nog niet gereed en het was niet gelukt al het land voor de linie onder water te zetten. Toch werd hier nog enkele dagen felle strijd geleverd. Hoewel de Duitsers op 13 mei door de Grebbelinie heen braken en de Nederlandse troepen zich verder achter de Hollandse Waterlinie moesten terugtrekken, waren de Duitsers in tijdnood geraakt een besloten zij een doorbraak te forceren.
Op 14 mei werden Rotterdam, Den Helder en Hengelo gebombardeerd. Omdat de Duitsers ook Utrecht en daarna mogelijk nog andere steden met bombardementen bedreigden, besloot de Nederlandse opperbevelhebber Winkelman op 15 mei tot volledige overgave. Zeeland bleef buiten deze capitulatie, mede omdat daar nog Franse troepen aanwezig waren die op 10 mei waren aangekomen. Het was de bedoeling de Duitsers bij Zeeland nog verder te vertragen, waardoor de Franse troepen hun stellingen zouden kunnen betrekken. De berichten over de Duitse operaties in de rest van het land en geruchten over de Vijfde Colonne zorgden echter voor demoralisatie bij de Zeeuwse troepen. Op 17 mei vond er een bombardement op Middelburg plaats, waarna ook de Commandant in Zeeland tot overgave besloot.
Tijdens de Duitse bezetting stonden de oorlogshandelingen vooral in het teken van het bouwen van verdedigingswerken, zoals de Atlantikwall ter verdediging tegen een geallieerde invasie. In 1944 kwam het langverwachte ‘tweede front’ in West-Europa en de geallieerden trokken op door Frankrijk en België richting Nederland. Op 12 september waren al de eerste Limburgse gemeenten bevrijd en op 17 september 1944 begon de geallieerde luchtlandingsoperatie Market Garden, die jammerlijk mislukte. In de herfst van 1944 werd desondanks heel Nederland bezuiden de grote rivieren bevrijd, waarbij vooral in Zeeland een hevige strijd woedde. De rest van Nederland bleef echter voorlopig bezet.
In februari het jaar daarop slaagden de geallieerden er wel in de Rijn over te steken. Omdat het westen als te dichtbevolkt werd beschouwd om daar een front te openen, richtten de geallieerden zich in eerste instantie meer op het noorden en oosten van het land. De Achterhoek werd al snel veroverd, maar in de steden Doesburg en Deventer werd moeizamer van de Duitsers gewonnen. Twente en Oost-Drenthe volgden, waarna de Canadezen oprukten naar het noorden van Nederland. Ook daar vonden hevige gevechten plaats, waarbij bijvoorbeeld Groningen en Delfzijl hevig getroffen werden. De bevrijding van Friesland volgde op 18 april, met uitzondering van de Waddeneilanden. In april 1945 kwamen op Texel Georgische soldaten - voormalige krijgsgevangenen die in Duitse krijgsdienst getreden waren - massaal in opstand. Na vijf weken hevige strijd werd de opstand door de Duitsers neergeslagen. Terwijl de bezetter zich in de rest van Nederland op 4 mei 1945 onvoorwaardelijk overgaf, zodat de geallieerden West-Nederland konden binnentrekken, bleef Texel nog tot 20 mei in Duitse handen. Met de aankomst van de Canadezen die dag was de strijd nu overal in Nederland ten einde gekomen.
De Duitse luchtmacht had in de meidagen van 1940 meerdere bombardementen op Nederlands grondgebied uitgevoerd. In de herfst van 1944 moesten eveneens Eindhoven en Nijmegen het ontgelden. Ook de geallieerden hebben op Nederlands grondgebied bommen afgeworpen op strategische doelen. Over het algemeen gingen de geallieerden bij voorbereiding van hun bombardementen zorgvuldig te werk, maar was de uitvoering niet altijd vlekkeloos. Soms was er sprake van 'vergissingsbombardementen', zoals in 1944 boven Enschede, Nijmegen en Arnhem, toen geallieerde piloten zich boven een Duitse stad waanden. In andere gevallen probeerden zij wel het opgegeven object te raken, maar misten zij hun doel (onder andere Amsterdam, juli 1943; Maastricht, augustus 1944; Den Haag, maart 1945). Vermoedelijk zijn er bij alle luchtaanvallen in Nederland 10.000 doden gevallen.

Dit thema bevat 12 projecten