Interview 01, mevrouw Schep, Kerkscheuring in oorlogstijd
Mevrouw Schep was veertien toen de oorlog uitbrak. Ze werd geboren in een...
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vond in de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) een kerkstrijd plaats die resulteerde in de zogenaamde Vrijmaking van 1944. Met de Vrijmaking verlieten 90.000 gereformeerden de GKN (ongeveer twaalf procent) en stichtten een nieuw kerkgenootschap, later de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) genoemd.
Over de beleving van de kerkscheuring in oorlogstijd door destijds jonge gemeenteleden is weinig bekend.
In dit oral history-project project komt een aantal van hen aan het woord. Centraal staat de vraag hoe zij de kerkscheuring in oorlogstijd hebben ervaren.
Het schisma in oorlogstijd was een ingrijpende gebeurtenis. Het nationaalsocialisme werd door de meeste gereformeerden als een antichristelijke ideologie beschouwd. De leden van de GKN speelden dan ook een relatief grote rol in het verzet tegen de bezetter al zijn er ook bekende gereformeerden die zich aansloten bij NSB en SS. De verdeeldheid kon tweeledig zijn: zowel voor of tegen het nazisme, als zowel voor of tegen de kerkscheuring. De nauwe banden van vriendschap en familie binnen de gemeenschap stonden in ieder geval onder grote druk. Van meet af aan zijn zij die tot een afscheiding overgingen, bekritiseerd vanwege de verbroken eenheid. De Vrijgemaakten benadrukten echter dat het hen in kerk en samenleving om dezelfde strijd voor vrijheid van geweten ging.