Interview 01, J. Soeters, Schiedamse kinderen op stap
Meneer J. Soeters (geboren 30 juni 1934) komt uit een gezin met twaalf kinderen...
Mevrouw J. (Janny) Herlaar-Winkelman (geboren 24 januari 1931) groeide op als oudste van vijf kinderen in een arm Schiedams gezin. Haar vader was huisschilder en in de wintermaanden vaak werkloos. In 1937 werd ze ‘te gezond’ bevonden om te worden uitgezonden, maar eind 1942 wordt ze samen met haar broertje uitgezonden, via school.
In het Friese dorpje Rinsumageest verblijft ze vier weken bij een weduwe. Ze heeft het er niet naar haar zin, omdat er geen kinderen zijn met wie ze kan spelen. Het gezin leed honger, haar broertje was ‘haast een lijkje’.
In 1943 wordt ze opnieuw via school uitgezonden, dit keer naar de boerderij van de familie Kraayenbrink in het Gelderse Varsseveld. Ze heeft er een ‘fabelachtige’ tijd. In de vakanties mag ze er terugkomen en ook haar familie mag een week op de boerderij komen logeren.
Begin 1945 komt een Rotterdammer die in Varsseveld is ondergedoken, haar ouders een brief van ‘oom’ Kraayenbrink brengen. De familie Kraayenbrink heeft vernomen hoe ernstig de voedselsituatie in Schiedam is en verzoekt de vader van mevrouw Herlaar de Rotterdammer toe te staan zijn oudste dochter mee te nemen naar Varsseveld.
Mevrouw Herlaar ervaart de Hongerwinter in Schiedam als ‘de hel op aarde’. Ze gaat bij de rotterdammer achterop de fiets naar Varsseveld. Vlakbij de boerderij van de familie Kraayenbrink gekomen zien ze de gevolgen van een aanslag: onder een deken liggen de lichamen van vier Duitse soldaten. Op de boerderij is vanwege de aanslag alles in rep en roer. Een vergeldingsactie van de Duitsers volgt: in de boomgaard van de boerderij worden 46 gevangenen geëxecuteerd. Mevrouw is getuige van het toedienen van een genadeschot aan enkele van de geëxecuteerden. Na het vertrek van de soldaten helpt ze met het schoonmaken van executieplaats - ‘een brij van bloed en bot’.