Mevrouw had een kortstondige relatie met de vader van haar zoon die geboren werd in januari 1945. Haar vader was aannemer en werkte noodgedwongen met de Duitsers samen. Toen zij zwanger bleek, wilden haar ouders haar niet thuis hebben en zij werd in de winter van 1944 op de fiets naar haar zus in Den Haag gestuurd. Daar werd zij tot aan de bevalling in een gezin te werk gesteld. Mevrouw beviel in de Bethlehemkliniek. Na de bevalling kon zij niet goed voor haar zoon zorgen. Zij bracht hem tijdelijk onder in een kindertehuis en ging een verstandshuwelijk aan in 1948. Haar zoon werd daardoor gewettigd en daarnaast kreeg ze nog twee zonen. Zij heeft bijna niemand iets over haar verleden verteld, behalve haar oudste zoon, die ze toen hij volwassen werd schreef dat hij zoon van een Duitse militair was. Er is verder nooit over gesproken