Interview 01, herinneringen aan mijn Amsterdamse zusje of broertje
Maria van de Rijt - van Geffen was de oudste van het gezin. Haar vader was...
Gedurende de oorlogsjaren 1943-1944 werden ongeveer 123 Joodse kinderen Amsterdam uitgesmokkeld en ondergebracht bij gezinnen in Noord-Limburg. Over de wijze waarop deze kinderen hun onderduiktijd hebben beleefd, is al veel bekend. Ook is er onderzoek verricht naar de reacties van de kinderen uit de Limburgse gastgezinnen op het verblijf in hun midden van de jonge onderduikers. Ter ondersteuning en aanvulling van dit onderzoek zijn in dit interviewproject gesprekken gevoerd met personen die destijds als kind een Amsterdams 'broertje of zusje' hebben gekregen. Op indringende wijze laten de vraaggesprekken hoe zij de komst van de vreemde kinderen in het gezin hebben ervaren. Inzichtelijk wordt hoe het voor hen is geweest om hun ouders plotseling te moeten delen met jonge Joodse onderduikers, die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.
De Joodse kinderen - meestal afkomstig uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg - werden door een Amsterdamse studentenverzetsgroep onder leiding van Piet Meerburg de hoofdstad uitgesmokkeld. In Noord-Limburg was de onderduikorganisatie voor de kinderen in handen van Hanna van de Voort, een vroedvrouw uit Tienray. Zij kreeg bij haar verzetswerk hulp van de jonge Nijmeegse student Nico Dohmen, die in Tienray was ondergedoken omdat hij de loyaliteitsverklaring niet had ondertekend.