Interview 01 (Deel 1), boerinnen en boerendochters
De geïnterviewde is de enige dochter van een boerengezin met vijf zoons waarvan...
De geïnterviewde is de oudste van vier dochters van een boer in Groesbeek. De boerderiij staat dicht bij de Duitse grens en de Reichswald. In september 1944 zat het gezin drie weken in een schuilkelder. Op 5 oktober evacueerde het gezin samen met de buren: eerst vluchtten zij via Duitsland naar Ottersum. Twee weken later vluchtte het gezin van Ottersum via Duitsland en de Achterhoek naar Kockengen. Hier logeerde men tot maart op een boerderij (de geïnterviewde heeft nog steeds contact met de gastfamilie in Kockengen), daarna verbleef men twee maanden bij een boerengezin in Loenersloot. De geïnterviewde vertelt over het alledaagse leven bij de twee boerengezinnen. Eind mei 1945 keerde het gezin terug naar Groesbeek. De boerderij was ten prooij gevallen aan vlammenwerpers van de geallieerden. Eerst logeerde men twee maanden in Nijmegen, later bij kennissen in Groesbeek. Daar bleef het gezin 1 ½ jaar. De geïnterviewde vertelt over het alledaagse leven. Eind 1946 is de houten noodwoning op het erf van de verwoeste boerderij klaar en men trekt in. Ook is er een noodstal van pakken stro. De geïnterviewde vertelt over het alledaagse leven in de noodwoning, in het bijzonder tijdens de strenge winter van 1946/47. In augustus 1948 is de wederopbouwboerderij klaar. De geïnterviewde beschrijft de wederopbouwboerderij en vertelt over het alledaagse leven in de wederopbouwboerderij. De noodwoning werd afgebroken en in de Betuwe wederopgebouwd.
De geïnterviewde maakt deel uit van de ervaringsgemeenschap van boerinnen en boerendochters tijdens de Tweede Wereldoorlog die vertellen over het leven in noodwoningen.