Interview 01 (Deel 1), boerinnen en boerendochters
De geïnterviewde is de enige dochter van een boerengezin met vijf zoons waarvan...
De geïnterviewde was 8 jaar toen de oorlog in 1940 uitbrak. Zij woonde toen als oudste kind van haar ouders op een boerderij in Langenboom/Mill. Voor de oorlog waren soldaten ingekwartierd op de boerderij. Het gezin vluchtte op 10 mei 1940 naar Uden. Toen het gezin terug kwam naar Langenboom was de boerderij verwoest. Men woonde eerst in bij buren en bij familie, later betrok men een eigen noodwoning (kippenhok + aanbouw uit stellinghout). In 1941 werd de wederopbouwboerderij gebouwd, voor de winter 1941/1942 kon men intrekken.
De geïnterviewde vertelt over de evacuatie, de noodwoning en het alledaagse leven in de noodwoning. Zij heeft het over de werkverdeling tussen mannen en vrouwen in het bedrijf, over het vieren van feestdagen en over de betekenis van het geloof in de tijd van de noodwoning. Ook beschrijft zij de wederopbouwboerderij van haar ouders en vergelijkt deze met de wederopbouwboerderij van dat gezin waar zij vanaf haar 15de boerenmeid werd.
Tijdens de bezetting was haar vader onderduiker. In 1944 en 1945 moest het gezin vaak in een schuilkelder slapen. De schuur van de oude boerderij die in 1940 was blijven staan, werd in 1944 verwoest.
De geïnterviewde maakt deel uit van de ervaringsgemeenschap van boerinnen en boerendochters tijdens de Tweede Wereldoorlog die vertellen over het leven in noodwoningen.