Interview 01, heropvoeding jeugdige politieke delinquenten
Jeugd: Pa, ma, twee dochters (mevrouw was de jongste), eigen slijterij, allen...
Mevrouw is geboren in 1924. Haar vader was zelfstandig elektricien en kreeg het door de economische crisis van de jaren ’30 én zijn lidmaatschap van de Nationaal Socialistische Beweging zwaar. Uiteindelijk ging haar vader failliet en leefde het gezin van de bedeling. Om geld te verdienen werkte mevrouw in verschillende gezinnen als huishoudster en bracht daarnaast de NSB-krant Voor Volk en Vaderland rond.
Mevrouw werd lid van de Nationale Jeugdstorm en bewaart hier goede herinneringen aan. Er werden veel activiteiten voor jongeren georganiseerd en er werd veel gezongen, waar mevrouw erg van hield. Haar oudere broer ging een (para-)opleiding in Duitsland volgen, werd naar het Oostfront gestuurd en sneuvelde.
Direct na de Duitse inval in mei 1940 werd haar vader opgepakt en bleef vier dagen vastzitten omdat hij een misdadiger zou zijn. Dit heeft diepe indruk op mevrouw gemaakt en ze begreep niet wat haar vader verkeerd had gedaan.
Met Dolle Dinsdag (september 1944) vluchtte mevrouw, samen met haar moeder en oudere zus, via Westerbork naar Duitsland. Daar werkte ze op een boerderij. Haar zus werd hier ziek en overleed.
Toen zij in 1945 terugkwamen in Nederland belandde zij samen met haar moeder in Westerbork en moest ze bij een boer werken. Hun haar werd heel kort geknipt. Vervolgens werden zij doorgestuurd naar Weesp in afwachting van hun verhoor. Daar werd haar en andere jonge meisjes verzocht om de aanwezigen te vermaken met zang en dergelijke.
Na hun verhoor werd moeder overgebracht naar een gevangenis en ging mevrouw naar een opvoedingshuis in Zandvoort. Daar heeft zij goede herinneringen aan: er was veel vrijheid, ze hoefden weinig te doen, ze moesten christelijke liedjes leren zingen, ze konden gaan wandelden. Zij heeft dit niet als heropvoeding ervaren.
Op verzoek van haar broer mocht zij op 11 oktober 1946 naar huis om haar verjaardag te vieren. In hun huis woonden haar oom en tante. Vervolgens werd zij op 24 oktober 1946 vrijgelaten, en kreeg als 22-jarige een toezichthoudster aangewezen. Via deze toezichthoudster kreeg zij werk als huishoudster bij een wantrouwige dame en vervolgens bij de burgemeester van Bussum. Dat was een fijne werkplek, maar zij had te weinig vrije tijd om met haar toekomstige partner op te trekken en kreeg vervolgens een andere werkplek bij een verloskundige. Daar heeft zij gewerkt tot aan haar huwelijk. De toezichthoudster vroeg haar regelmatig naar hoe het ging. Haar partner heeft zij ontmoet via haar broer; hij zat net als haar broer in een heropvoedingskamp.
Kort na haar vrijlating kwam haar moeder ook vrij en een jaar later haar vader en woonde het gezin weer bij elkaar, zij het heel klein behuisd bij oom en tante. Haar vader heeft nooit verteld over zijn ervaringen.