Nel Noordervliet-Jol (geboren 7 November 1918) moest in april 1943 weg uit Scheveningen, ook al was haar vader economisch aan het dorp gebonden. De familie vond een huis in Wassenaar, samen met een broer van haar vader.

Ze verhuisden met een auto van het Deutsches Theater in die Niederlanden, wat het idee versterkte dat de familie Duitsgezind was. Haar vader ging daarna nog dagelijks per tram naar zijn visrokerij in het Sperrgebiet.

De moeder van Nel Noordervliet-Jol werd aan maagkanker geopereerd, maar stierf vervolgens aan iets anders. Het huishouden kwam nu op dochter Nel neer, die het combineerde met haar baan op een afdeling van het Ministerie van Sociale Zaken in het Bezuidenhout. Met een geleende Ausweis ging ze zelf wel eens de vesting binnen.

In 1944 moest de rokerij sluiten en zat haar vader werkloos thuis. Nel Noordervliet-Jol trok per fiets het land in in de hoop dat ze zeezout voor voedsel zou kunnen ruilen.

Bevrijdingsdag is voor Nel Noordervliet-Jol verbonden met de dood van haar oom, die in huis lag opgebaard. Ze keerden pas in november 1945 naar Scheveningen terug. De ruiten in het huis dat ze huurden waren allemaal kapot, en toen haar vader ze had vervangen, brachten spelende kinderen een bom tot ontploffing, met als gevolg dat de ruiten in de hele buurt weer sprongen.