menu

Illegaliteit

Hoewel de stemming in Nederland vanaf het begin van de Duitse bezetting uitgesproken anti-Duits en anti-NSB was, stelden velen zich aanvankelijk afwachtend en ook wel coöperatief op tegenover het bezettingsregime, dat de Nederlandse bevolking in het begin met zachte hand probeerde te nazificeren. Toch waren er al vroeg uitingen van openlijk protest.

Direct na de capitulatie waren al de eerste illegale blaadjes verschenen, zoals het handgeschreven Geuzenbericht dat op 15 mei 1940 uitkwam. Spoedig verschenen er meer illegale uitgaven, getypt of gestencild, in nog slechts kleine oplagen. Van die clandestiene blaadjes zouden er in de loop van de bezetting steeds meer uitkomen. Nederland heeft ongeveer duizend verschillende illegale bladen en blaadjes gehad, zoals de communistische verzetskrant De Waarheid, Trouw, Vrij Nederland en Het Parool.
Tegen het eind van 1941 zagen de Duitsers in dat Nederland zich niet zo maar liet nazificeren. Nu volgden allerlei maatregelen om de Nederlandse samenleving op nationaalsocialistische grondslag te organiseren. Terreur werd tegen de Joods bevolking al sinds juli 1942 gebruikt, toen de deportaties naar de vernietigingskampen begonnen. Later waren de Duitse terreurmaatregelen tegen de gehele bevolking gericht. Protest en verzet nam nu steeds meer toe. Er kwamen hulporganisaties voor het vinden van onderduikplaatsen en voor zorg voor onderduikers. In andere groepen werden voorbereidingen getroffen voor de naoorlogse samenleving. Bovendien kwam er paramilitair verzet, voor een deel bestaande uit het verzamelen van inlichtingen ten behoeve van de geallieerden. Moordaanslagen op Duitsers kwamen in het begin van de oorlog nog niet veel voor. Het gewapend verzet concentreerde zich op overvallen op gemeentehuizen om persoonsbewijzen te bemachtigen, en op distributiekantoren om bonkaarten te bemachtigen. Er bestond ook een landelijke organisatie, de LO/LKP, die lijn in het gewapend verzet en in de hulp aan onderduikers aanbracht. Aan het hoofd van deze organisatie stond Helena Kuipers, die samen met dominee Slomp de organisatie had opgericht. Er waren meer vrouwen die een prominente rol in het verzet speelde, zoals in de Amsterdamse verzetsgroep CS 6, maar velen waren vooral als koerierster of verzorgster actief.
In april 1943 besloot de bezetter dat bijna alle 300.000 militairen die in de meidagen van 1940 gemobiliseerd waren geweest, weer als krijgsgevangen werden beschouwd. Kort na de capitulatie waren zij op vrije voeten gesteld, maar nu moesten zij zich melden om in de Duitse industrie te werken. Tegen deze maatregel brak een proteststaking uit, die begon in Hengelo. Bijna heel Nederland  deed mee, maar in de grote steden was het animo gering. Nadat de  Duitse ordetroepen keihard tegen de 'April-Meistakingen' waren opgetreden - in totaal werden 175 stakers doodgeschoten - nam de bereidheid ondergrondse activiteiten te ontplooien sterk toe. Het aantal clandestiene bladen breidde zich verder uit, ondanks de scherpe repressie; ruim zevenhonderd mensen vonden door hun werk voor de illegale pers de dood. In het zicht van de geallieerde overwinning kregen illegale organisaties een massaal karakter en werd het verzet steeds gewelddadiger. Bevolkingsregisters en arbeidsbureaus werden opgeblazen, terwijl in de laatste oorlogsmaanden honderden Duitsers, NSB’ers en verraders geliquideerd werden. Zo anti-Duits en anti-NSB de stemming onder de bevolking bleef, zo weinig sympathie hadden veel Nederlanders voor het gewapend verzet. Verzetslieden werden soms beschouwd als 'wildemannen' die onverantwoorde risico's namen. Op aandringen van de Nederlandse regering in Londen hadden de grootste verzetsorganisaties - behalve de LO/LKP, ook de Raad van Verzet en de Ordedienst - zich verenigd in de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Door achterdocht en afgunst kwam het echter niet tot een gezamenlijk optreden en bleef het bij individuele acties van de afzonderlijke groepen.

Dit thema bevat 10 projecten