menu

Interview 06, Jules Schelvis, Sobibor Interviews 1983-1984

Project:

Sobibor Interviews 1983-1984
Realisatie project:
NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies
Tijdsbestek:
1942-1945
Locatie:
Sobibor; Polen; Duitsland; Nederland
Meer projectdetails

U kunt hier naar fragmenten zoeken

Jules Schelvis (Amsterdam, 7 januari 1921) werd in juni 1943 met zijn vrouw Rachel Borzykowski en schoonfamilie vanuit Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Bij aankomst werden de vrouwen van de mannen gescheiden; Schelvis heeft zijn vrouw niet meer teruggezien. Typograaf Schelvis wist zich op het laatste moment bij een groep mannen te voegen die voor arbeid in het turfkamp Dorohucza geselecteerd was.

Dorohucza was een turfkamp waar de omstandigheden abominabel waren. Het werk bestond uit turfsteken. ’s Middags kreeg iedereen een liter soep, bestaande uit zuurkool, rotte appelen en soms hondenvlees. Samen met een andere Nederlandse drukker meldde Schelvis zich aan voor werk in een drukkerij buiten het kamp.

Maar hij en het groepje waarvan hij deel uitmaakte kwamen uiteindelijk terecht in Lublin-Flugplatz, een werkkamp onder de rook van het concentratie- en vernietigingskamp Majdanek. Van een drukkerij was geen spoor te bekennen, wel zag Schelvis er mannen met zware boomstammen sjouwen. Schelvis en de anderen uit Dorohucza, onder wie ook de Nederlander Jozef Wins, moesten in het kamp onder meer barakken bouwen.

Na een aantal dagen werden Schelvis en de andere drukkers overgebracht naar Radom, ten westen van Lublin. Radom was een bestaand joods getto, waarvan een deel van de bevolking in de kleermakerijen werkte. De omstandigheden waren er goed en SS’ers heeft Schelvis in het getto nauwelijks gezien. Hier stonden de drukpersen en een zetmachine die tijdens de getto-opstand in Warschau intact waren gebleven. In onderdelen waren zij naar Radom vervoerd waar Schelvis en de andere drukkers de machines eerst weer in elkaar moesten zetten. Uiteindelijk werd Schelvis vervoerd naar het naburige concentratiekamp Szkolna om er te werken in de wapenfabriek.

Toen het Rode Leger in de zomer van 1944 oprukte, moesten de gevangenen zich gereedmaken voor een voettocht naar het ruim honderd kilometer westelijk gelegen Tomaszow-Mazowiecki, waar zij na vier dagen lopen aankwamen. Hier werden zij opgesloten in een kunstzijdefabriek en hielden zij zich in leven met soep van aardappelenschillen, gewerkt werd er niet. Na korte tijd werden de gevangenen op transport gesteld naar Auschwitz, waar op het perron een selectie plaatsvond. Sommige vrouwen, die naar de goede kant werden verwezen, bleven achter voor werk in het kamp, terwijl de mannen die de dans ontsprongen - onder wie Schelvis - de trein weer ingeladen werden. Verder naar het westen ging het nu en uiteindelijk kwam het transport aan in Vaihingen bij Stuttgart, waar Schelvis op 8 april 1945 door het Franse leger werd bevrijd.

Jules Schelvis is één van de achttien Nederlandse joden die Sobibor overleefden.

Het interview vond plaats in Tricht (Nederland), 1983.

Andere interviews over Sobibor Interviews 1983-1984