Interview met Aad J. Kouwenhoven, Reis van de razzia
Aad J. Kouwenhoven wilde aan de razzia ontsnappen door naar de Binnenhaven te...
A.T. (Aart) de Haan was de zevende uit een gezin van elf. Op de Ambachtsschool had hij het diploma instrumentmaker behaald. Hij werkte bij een instrumentmakerij in Delft totdat in september 1944 al het treinverkeer werd stilgelegd en hij niet meer op zijn werk kon komen. Op het moment van de razzia woonde het gezin in Tuindorp Vreewijk aan de Wilgenweerd.
Bij de razzia werd Aart samen met een buurjongen naar het Feijenoordstadion gebracht. Met rijnaken werden ze naar Kampen getransporteerd en vandaar via Zwolle met de trein naar Duitsland waar hij in werkkamp Dalum terecht kwam. Hier moesten ze met lotgenoten uit Frankrijk, Polen en Rusland werken aan tankwallen. Op 25 december werd Aart de Haan afgevoerd naar Bath-Zwischen. Hier was een vliegveld waar startbanen voor vliegtuigen werden aangelegd. Na bij de trolleybusmaatschappij van Omsteden gewerkt te hebben kwam Aart in Oldenburg terecht. Hij besloot te drossen via Groningen, maar werd gesnapt bij de grenspost en terugebracht naar Oldenburg.
Na daar een zwaar bombardement overleefd te hebben, maakte hij de bevrijding door de Canadezen mee. Via Stadskanaal werd Aart naar Assen vervoerd. Daar heeft Aart lang moeten wachten in een kazerne op vervoer naar Rotterdam.
Op 6 juni kwam hij thuis na zeven maanden afwezigheid. Op basis van geruchten had Aart verwacht dat de stad er zo slecht aan toe was dat de lijken op straat lagen, omdat er niet genoeg mensen meer zouden zijn om ze te begraven. Dit bleek niet zo te zijn. Als dat gelogen was, dan zou het thuis ook allemaal in orde zijn, meende Aart, wat ook zo bleek te zijn. Na thuiskomst moest De Haan in dienst. Hij is uitgezonden geweest naar Indonesië.